Tijdens de opleiding Bos- en natuurbeheer ben je vooral buiten. Je leert alles over de verschillende planten en dieren, de bodem en het water. Ons belangrijkste klaslokaal is dan ook de Veluwe. Je gaat na je opleiding bijvoorbeeld aan de slag als boswachter, terreinbeheerder of medewerker groenvoorziening. Je moet voor zo’n baan natuurlijk kunnen zagen, maaien of rasters plaatsen. Maar je bent ook degene die zorgt voor beheerplannen en inventarisaties en bent aanspreekpunt voor bezoekers.
Wat leer je op school?
Je volgt vakken over natuurbeheer, ecologie (relatie tussen dieren en omgeving), aanleg en beheer van natuurgebieden, flora- en fauna, inventariseren, aansturen en begeleiden, mens en natuur. Je leert ook veel praktische en technische zaken, zoals motorzagen en bosmaaien. Het hangt af van het niveau dat je volgt hoeveel aandacht welk vak krijgt.
Wat leer je in de praktijk?
Volg je de bol-opleiding? Dan loop je ieder jaar minimaal 10 weken stage. Bijvoorbeeld bij Staartsbosbeheer, een groenaannemer, een gemeente of landschap. Hier kijk en werk je mee en voer je schoolopdrachten uit.
Bij de bbl-opleiding werk je bij een opleidingsplek. Daarnaast krijg je 40 weken per jaar een dag in de week 6 uur les. Daarnaast moet je rekenen op drie tot zes uur per week zelfstudie.